Refuge de Madonne de Fenestre — Saint-Martin-Vésubie
In eerste instantie werd deze laatste dag van 2014 beschouwd als een noodzakelijk kwaad omdat er ook hier in september geen openbaar vervoer is tussen de Refuge de la Madonne de Fenestre (1903 m) en het stadje Saint-Martin (927 m). De 11,5 km afleggen langs de (weliswaar kalme) asfaltweg D94 door de Vallon de la Madone de Fenestre, leek ons daarbij maar een vlotte maar saaie optie waarbij er zowat 1000 meter dient te worden gedaald en waarbij vooral het eerste gedeelte, bij de refuge een aantal flinke haarspeldbochten kende.
Omdat we liefst zo lang mogelijk boven de boomgrens wilden blijven, bleven twee andere opties open: een bergrug ten zuiden van de Vallon de la Madone de Fenestre via de Mont Lapasse (2351 m), en langs de Cîme de Clarpeirette (2333 m) en de Cîmede Fuont Fréja (2334 m), de Tête de Marré (2242 m) en de Cime de la Palu (2132 m) en een bergrug ten noorden van deze Vallon via de Cîme du Pisset (2233 m), de Pas des Roubrines de la Maïris (2106 m en de Cîme de Piagu (23338 m).
Twee bergruggen die mekaar waard zijn, maar uiteindelijk kozen we deze via de noordelijke bergrug.
Bij het verlaten van de refuge is het eerst een 300 meter de asfalt volgen tot aan het einde (begin) van de bovenparking waar aan merkpunt 356 twee wandelpaden starten. Wij nemen het noordelijke pad richting “Plage de l’Agnelière”.
Op een hoogte van circa 2056 m steken we de Vallon de la Pounche over. Daar werden we in september 2014 wel, zoals toen op vele plaatsen in de streek, geconfronteerd met flinke aardverschuivingen, al bleef het pad wel vlot bewandelbaar.
We volgen het wandelpad tot aan merkpunt 429 (beneden aan de Vallon de l’Agnelière) en vervolgens tot aan merkpunt 430: de Cîme du Pisset.
Dan nog even verder tot aan de Pas des Roubrines de la Maïris (merkpunt 431, 2106 m). Daar kan trouwens worden afgeslagen naar het noorden in de richting van Le Boréan en de Refuge de Cougourde.
Wij vervolgen wel de weg op de heuvelrug tot aan de Cîme de Piagu (2338 m, echter géén merkpunt). Op dit moment zitten we echter boven de mist. Trouwens, niet alleen wij want ook een vijftal gieren wacht er op het optrekken van de mist terwijl wat verderop we in de vorm van wilde paarden wat ander onverwacht wil ontmoeten.
Vanaf hier is het dalen, eerst geleidelijk maar eens beneden de boomgrens toch wel steiler. Eerst tot aan merkpunt 385 (Collet Cotignol, 1721 m) en verder zeer steill bergaf naar merkpunt 386 op 1486 m.
Aan merkpunt 386 volgt men links eventjes de asfalt om na een 200 meter de asfalt aan de rechterkant te verlaten om enkele haarspeldbochten af te snijden tot aan merkpunt 387.
Daar moet men opnieuw de asfalt volgen. Op een bepaald moment zo er dan een wandelpad naar beneden, tot in het stadje Saint-Martin, moeten zijn waarbij men uitkomt op merkpunt 76 maar deze afslag hebben we niet gevonden zodat we via de asfalt doorgewandeld zijn naar 388 om zo terug te keren naar Saint-Martin.
We kwamen iets voor 18.00 uur aan in Saint-Martin, wat nog juist op tijd had moeten zijn om onze bus van 18.30 uur te nemen. Wij spoedden ons naar het toeristenkantoor maar groot was daar onze verrassing en ontgoocheling te vernemen dat ondanks onze voorbereiding en voorafgaande info die avond geen bus naar Nice meer was.
De betrokken dienstregelingen vermeldt wel steeds vanaf wanneer ze geldig zijn maar niet tot wanneer die geldigheid telt. Soit: bleek dat betrokken avondbus maar reed tot 1 september. Enig alternatief was de nacht doorbrengen in Saint-Martin om daar dan de morgenbus van 07.00 uur naar Nice te nemen.
De bediende van het toeristenkantoortje was echter zo vriendelijk om naar de daar vlakbij gelegen gîte d’étape te bellen om te vernemen of er nog plaats vrij was, wat gelukkig het geval was.
Voor meer details over de busverbinding tussen Saint-Martin-Vésubie (en v.v.), evenals voor het nummer van de plaatselijke taximaaatschappij, klik HIER.
Voor meer details over de overnachting in de plaatsele gîte d’étape “La Rougière”, klik HIER.